Sil Meijs neemt geen genoegen met half werk. Zijn ultieme droom is het om in 2028 als spelverdeler van het Nederlands volleybalteam op de Olympische Spelen te schitteren. Een enorme uitdaging, zo beseft het 20-jarige talent als geen ander. Maar de zelfverzekerde setter weet dat hij de verwezenlijking van zijn sportieve dromen volledig in eigen handen heeft.
Het scheelde niet veel of Sil Meijs had trouwens carrière gemaakt in een andere sport. Als jeugdkeeper van FC De Bilt stond hij ooit op de radar van FC Utrecht. Nadat de profclub uit de Domstad hem aftestte, hield het talent het voetbal meteen voor gezien. Een illusie armer en een ervaring rijkerstort hij zich sindsdien vol overgave op het volleybal. En eerlijk is eerlijk, dat gaat hem ook alleraardigst af.
In zekere zin leek de groeibriljant uit Groenekan welhaast voorbestemd om uiteindelijk zijn talenten te ontplooien in de eredivisie volleybal. Het volleybal zit bij de familie Meijs in de genen. Zijn ouders volleybalden allebei op het hoogste niveau. Zijn drie jaar oudere broer Alex maakte voor aanvang het huidige volleybaljaar de overstap naar Prima Donna Kaas Huizen, na eerder vier seizoenen in Barneveld bij SSS actief te zijn geweest.
De benjamin van het gezin stelde zijn eigen veelzijdigheid al onder bewijs bij achtereenvolgens SV Irene uit Bilthoven, Taurus, SSS en het Talentteam Papendal. “Bij SSS heb ik in het tweede als passer/loper gespeeld. Ik kwam daarna in beeld bij het Talentteam als spelverdeler. Daar heb ik als diagonaal m’n eerste speelminuten gemaakt in de eredivisie”, vertelt Meijs hoe zich hij al op meerdere posities liet gelden.
In zijn eerste seizoen bij Draisma Dynamo kent Meijs zijn plek. “In principe ben ik tweede spelverdeler achter Joris Berkhout. Ik wil dit jaar vooral veel leren en ervaring opdoen. Ik mag niet klagen. Ik zit hier goed. Ik sta elke dag op met zin in volleybal. Ik heb tot dusverre al meer minuten gemaakt dan verwacht. Zelfs in wedstrijden waar het er om gaat. Zo mocht ik tegen Lycurgus beginnen. Redbad zei: jij moet het team aan de praat krijgen. Toen dat niet lukte, haalde hij me er na de eerste set weer uit. Tegen Limax ging het volgens hetzelfde plan en verliep het wel goed. Die wedstrijd wonnen we met 3-0.”
Zijn verstandhouding met Berkhout is prima, verzekert hij. “In Nederland is de concurrentie vaak wat minder hard dan in het buitenland. Daar moet je meer vechten voor je plek. Wie de beste is, die speelt. Joris en ik kunnen het goed met elkaar vinden. Waar nodig helpen we elkaar”, maakt hij duidelijk hoe beide spelverdelers van Draisma Dynamo elkaar naar een hoger niveau proberen te tillen.
De wedstrijden tegen het verrassende SSS, waar zijn vader Guido teammanager is, en het PDK van broer Alex hebben voor Draisma Dynamo’s Meijs logischerwijs een bijzondere lading. “Er wordt bij ons thuis bijna alleen maar over volleybal gesproken. En dat is niet altijd even gezellig… Na die nederlaag in Barneveld kreeg ik dat thuis wel te horen. Niet alleen van m’n vader, maar Alex heeft natuurlijk ook lang bij SSS gezeten. Dat was wel een pijnlijke avond. Wij verloren die wedstrijd vooral doordat wij onze eigen zaken niet goed voor elkaar hadden.”
De spelverdeler spreekt zijn bewondering uit over hoe de Barnevelders zich al het hele seizoen in de top van de eredivisie handhaven. Toch is hij ervan overtuigd dat DraismaDynamo aan het einde van de rit met succes de landstitel verdedigt. “Omdat er bij ons de meeste rek in het team zit. Wij kunnen elke week beter worden. Ons doel is het om het beste team van de eredivisie te worden en individueel willen we allemaal stappen zetten. Als wij onze zaken op orde hebben, wordt het voor onze tegenstanders heel lastig om ons te verslaan. Het is het eerste jaar dat SSS om de prijzen meespeelt. Maar ik verwacht dat clubs als Dynamo, Lycurgusen Orion hier geen steken laten liggen dit seizoen.”
De jongste Meijs zou het leuk vinden om in de toekomst ooit nog eens samen met zijn oudere broer in één team te staan. Gedurende de lock–downs in coronatijd hielden beide broers elkaar fit en scherp. “Op een grasveldje in de tuin speelden we dan één tegen één tegen. Zelfs als de wereld afbrandt, blijven wij gewoon volleyballen.”
De jeugd-international streeft het hoogst mogelijke na, zo laat hij weten. “Mijn doel is om met het Nederlands team op de Olympische Spelen te staan. 2024 zou misschien al kunnen, ik denk dat 2028 realistischer is. Het zou mooi zijn om komendezomer weer op die longlist te komen. Afgelopen seizoen heb ik drie keer meegetraind. Dan sta je daar ineens met gasten die alles hebben meegemaakt. Het is mooi om naast Nimir of Bennie Tuinstra in zaal te mogen staan. Daar doe je het voor.”
Om zijn sportieve doelen te verwezenlijken zal hij vroeg of laat de grens over moeten, weet de ambitieuze Groenekanner. “Ik moet eerst spelen. Na één seizoen wil ik dan de stap zetten. Iedereen wil natuurlijk naar Italië. De Franse of Poolse competities trekken me ook wel. In Polen leeft het volleybal enorm. Voor onze Europa Cup-wedstrijd in Belchatow keek ik m’n ogen uit. Kom je daar in een dorpje van niks waar een enorme hal staat.”
Tijdens het in december gehouden Draisma Dynamo Sportcafé betitelde tafelgast Bas Bloem hem als ‘supertalent’. Meijs geeft eerlijk toe dat die opmerking zijn ego streelde. Hij blijft nochtans wel stevig met beide benen op de grond staan.“Zulke complimenten zijn fantastisch om te horen. Het is toch erkenning van wat je aan het doen bent. Al mag je er niet van naast je schoenen gaan lopen. Ik ben er nog lang niet. Ik misnog vastheid. Maar als spelverdeler heb ik tijd zat. De top van een volleyballer ligt meestal rond z’n 28e. Spelverdelers kunnen zelfs veel langer mee, soms wel tot hun veertigste. Wat voor mij nu vooral belangrijk is, is uren maken en beter worden.”
📸: Wout van Zoeren