Ricardo Hofman gaat in het huidige volleybaljaar voor de hattrick met Draisma Dynamo. Uiteraard hoopt hij in zijn derde seizoen in Apeldoornse dienst voor de derde keer in successie de landstitel te veroveren. Wat de 24-jarige passer/loper bovenal wil, is belangrijker worden voor het team en progressie boeken in zijn eigen spel. “Je bent niet zoveel aan het trainen om niet voor de prijzen mee te doen. Een prijs is een bevestiging van het beter worden.”
Op 8-jarige leeftijd begon Hofman in zijn woonplaats Pijnacker met volleyballen bij het plaatselijke Netwerk. Toen hij werd geselecteerd voor het Haaglanden talententeam, stapte hij over naar Inter Rijswijk. Als 17-jarige maakte hij daar zijn eredivisiedebuut. Uitgerekend tegen Draisma Dynamo. Zijn vuurdoop staat hem nog helder voor de geest. “Nico Manenschijn was aan serve. Hij acete mij op de zijlijn.”
Na één jaar Reco ZVH werd de student Aardwetenschappen in de zomer van 2020 in Apeldoorn ploeggenoot van Manenschijn. Hofmans keuze voor Draisma Dynamo was weloverwogen. “Ik heb alleen even getwijfeld of het wel te combineren viel met mijn studie. Draisma Dynamo was ook in gesprek met een aantal andere passer/lopers, maar op een gegeven moment viel alles op z’n plek.”
De nieuwkomer moest de eerste maanden op z’n tenen lopen. “Je moet 100 procent geven om mee te komen. Het duurde zo’n anderhalve maand voordat ik me fit genoeg voelde. Alles wat je speelt is meegenomen. Je leert door veel te doen. Eigenlijk had ik niet echt verwachtingen. Al nam ik me wel voor om vol tegen de schenen aan te schoppen”, verklaart Hofman dat hij veel opstak van ervaren medespelers. “Er stonden natuurlijk wel goede passer/lopers voor me: Jeroen Rauwerdink, Frits van Gestel en Wessel Blom. Die gasten hadden veel ervaring en waren heel stabiel. Vooral Jeroen was heel goed in het bewaken van het niveau op de trainingen.”
Middenin coronatijd vierde de eerstejaars leerling uit de klas van meester Strikwerda zijn eerste landstitel. “Het was een heel aparte periode met gekke trainingen. We stonden soms met twee man op het veld. We moesten in tijdsblokken spelen. De wedstrijden speelden we zonder publiek. Ook bij die kampioenswedstrijd mocht niemand aanwezig zijn. Met de spelers hebben we wel samen een feestje gevierd in het Dynamo Café. Voor mij was het heel nieuw. Ik heb in die fase weinig gespeeld. Toch voelde ik me wel kampioen. Zeker.”
Bij de titelprolongatie was zijn eigen inbreng al groter, zo oordeelt Hofman. Hij kreeg er zelfs grijze haren van, vertelt hij lachend: “Je zag het aan onze haarkleur, hè. Tijdens de krachttraining zei ik: ik ga kaal als we kampioen worden. Kaal ging anderen wat te ver. Daarom hebben we het grijs laten verven. Vanwege de haarkleur van onze krachttrainer Raymond Dirksen.”
Hofman beaamt dat het op de beslissende momenten niet tegenzat. “Sliedrecht moest van Lycurgus winnen, wij van Orion. Dat gebeurde. In de finale stond iedereen wel weer op scherp. Jeroen en Frits speelden in de laatste fase het meest. Toch voelde ik bij mezelf wel meer verantwoording over het teamproces dan het jaar ervoor.”
Zijn uitverkiezing in de voorselectie van Oranje bevestigde dat hij op de goede weg is. “Het Nederlands team halen is zeker een doel. Dat ik op die longlist stond, motiveert. Ik heb tweeënhalve week meegetraind. Het was flink aanpoten. Ik voelde me daar weer dat broekie van die eerste maanden bij Draisma Dynamo. Alleen was ik nu een broekie op Papendal”, geeft hij te kennen dat zijn eerste korte kennismaking met ’s lands beste volleyballers duidelijk naar meer smaakt.
Voor de Europese ervaringen die hij inmiddels opdeed met Draisma Dynamo geldt hetzelfde. “In mijn eerste seizoen hadden we die driekamp in Polen. Daar heb ik één punt geserveerd. Vorig seizoen tegen Sastamala en Tours speelde ik al wat meer. Dit seizoen nog meer. Je ziet wat ploegen als Benfica en Belchatow tegenover ons neerzetten. Ze houden je een spiegel voor. Zo hard als die gasten serveren, daar moeten wij ook naartoe. Als je met z’n allen op een hoger niveau speelt, maakt dat je eigen niveau hoger. Ik zie zo’n BeNe-Liga daarom wel zitten. Het geeft meer uitdagingen.”
De ambitieuze Zuid-Hollander weet wat hij wil en ook wat hij daarvoor moet doen en laten. Ooit international worden en volleyballen een sterke buitenlandse competitie kost veel inspanningen en trainingsuren. “Zolang het niet stagneert, gaat het goed. Ik moet progressie blijven maken. Ik moet meer uren draaien op een hoger niveau en ook in competitiewedstrijden steeds het beste leveren. Anders is het niet genoeg. Met wat ik de op de trainingen aan het doen ben, wil ik er ook het meeste uithalen.”
Zichzelf verbeteren en prijzen winnen met het team betekent keihard werken, is hij zich maar al te goed bewust. “Je wordt niet zomaar kampioen. Het komt niet aanwaaien. Waarin ik denk dat wij ons onderscheiden ten opzichte van de andere ploegen, is dat wij met z’n allen heel veel potentie hebben. We kunnen ons nog veel verder ontwikkelen. Maar eigenlijk hebben wij zelf helemaal niet zoveel verwachtingen. Je moet altijd zorgen dat je je eigen niveau haalt. Maar dan nog kan het zo zijn dat een tegenstander beter is.”
In het ‘jeugdplusteam’ van Redbad Strikwerda zorgt de coach er wel voor dat de spelers stevig met beide benen op de grond blijven. Op soms ludieke wijze houdt Strikwerda zijn manschappen bij de les, ervaart Hofman keer op keer. “Na die wedstrijd bij PDK vertelde Redbad ons dat hij ’s avonds om tien uur altijd op z’n kop in de kamer gaat staan. Dat ik jullie dit nu vertel in de kleedkamer in Huizen gaan jullie nooit meer vergeten, zei hij. Hopelijk vergeten jullie dus ook nooit meer dat jullie de bal niet meer in het blok moeten slaan…”
Hofman kan wel verklaren waarom het huidige seizoen tot dusverre enigszins wisselvallig verloopt. “Het dipje dat we hadden is ook deel van het leerproces waarin wij zitten. Aan de andere kant kunnen we dat beter nu hebben dan in de play-offs. Het is zoals Redbad zegt: met windkracht drie leer je niet zeilen. Dus maakt hij het ons soms ook zo lastig mogelijk. Redbad benoemt de fouten. Tegen SSS maakten we 24 servicefouten en 24 aanvalsfouten. Dan geef je bijna twee complete sets weg. Die fouten maken we zelf.”
Fotografie: Wout van Zoeren